Kunst en het Ambassade Hotel, ze horen bij elkaar. Overal – zelfs in de kamers – straalt de kunst je tegemoet. Hoe is dat zo gekomen? Dat heeft alles te maken met Wouter Schopman, gedreven hotelier én bevlogen kunstverzamelaar.

Het is 1988 als Wouter Schopman De Nieuwe Kerk in Amsterdam binnenloopt. Hij is nieuwsgierig naar de tentoonstelling ‘Cobra 40 jaar later’. Nog maar net binnen, valt hij als een blok voor de kunst die zich voor zijn ogen ontvouwt. Hij kan er geen genoeg van krijgen en keert meerdere keren terug.

‘Daar heeft Cobra mijn hart gestolen… Plotseling werd mij de adem benomen bij het zien van zoveel verrassends: de kleuren, de vrijheid, het speelse, het onconventionele, het experiment, het intuïtieve… Het was overweldigend, de passie droop ervan af. Ik stond als aan de grond genageld, met kippenvel over mijn hele lichaam. Wat een passie en lef toonden die kunstenaars. En dat in de eerste jaren na de oorlog! Hun werk had na al die jaren nog niets aan kracht ingeboet’, zegt Schopman als hij terugkijkt op die beslissende dag, 31 jaar geleden.

Van hotelier tot kunstverzamelaar

Al snel koopt Schopman zijn eerste eigen Cobra-werk: grafi ek van Eugène Brands. Het is het begin van een verzameling die – mede dankzij de inbreng van goede bekende Mieny Pes en haar man Luigi – inmiddels is uitgegroeid tot meer dan 800 werken, een van de grootste openbare particuliere Cobra-verzamelingen ter wereld. Met werk van Constant, Karel Appel, Corneille, Eugène Brands, Lucebert, Anton Rooskens en last but not least Theo Wolvecamp, wiens werk een centrale plek in de verzameling inneemt en met wie Schopman een speciale band opbouwt.

Theo Wolvecamp

Schopman leert Theo Wolvecamp (1925 – 1992) kennen als hij in Ascona op bezoek is bij vriendin en kunstverzamelaar Alice de Jong. Zij heeft samen met haar man, die dan al overleden is, een bijzondere collectie hedendaagse kunst bijeengebracht. Vanaf het moment dat Wolvecamp het huis van Alice binnenstapt, hangt Schopman aan zijn lippen. Dagenlang praten ze over kunst en ook daarna zien ze elkaar herhaaldelijk, in Schopmans eigen Ambassade Hotel. In de loop der jaren koopt Schopman diverse werken van Wolvecamp, die ook wel bekendstaat als de ‘stille kracht
van Cobra’.

Stille kracht

Wolvecamp wordt zelden als eerste genoemd als het gaat over Nederlandse Cobra-kunstenaars. Het zijn vooral Karel Appel, Constant en Corneille die de show stelen. Dat is begrijpelijk als je kijkt naar het karakter van Wolvecamp: introvert, kritisch en enigszins zwaar op de hand. Is het daarom dat hij minder bekend wordt? Weten de andere Cobra-leden zich gewoon beter te ‘verkopen’, terwijl zij zelf juist tegen Wolvecamp opkijken?

Wolvecamp begint in 1947 aan de kunstacademie in Arnhem, maar gooit al snel de academische lessen overboord. Hij verhuist naar Amsterdam, waar hij een serie geïmproviseerde composities maakt. Het is Cobra-werk avant la lettre, dat in de smaak valt bij Corneille, Appel en Constant. Ook de rest van zijn leven blijft Wolvecamp op een vrije en spontane manier tekenen en schilderen.

Voor Wouter Schopman belichaamt zijn werk tot op de dag van vandaag de kracht van Cobra. De kunstenaarsbeweging waar hij als een blok voor viel, op die ene dag in 1988.

 

Terug naar de Cobra-75 jubileumpagina

Bekijk de pagina met special offers van het Ambassade Hotel, waaronder het “Cobra 75” arrangement.