Daan Heerma van Voss

Schrijvershotel Daan Heerma van Voss

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Goed, we beginnen opnieuw. De eerste versie van dit stuk is verworpen – een geforceerde literaire bespiegeling over de zielsverwantschap tussen schrijver en hotel (iets met onderweg zijn en onbekende deuren) en dan met een Cees Nooteboomsausje eroverheen, sprinkle dusten met wat Grunbergalia over heimatloosheid. Klaar.

Het liep anders. Ik had boeken bij me, een schriftje, een laptop, maar ik was geen schrijver. Ik was een twaalfjarig jongetje, pukkelig, vlak voor de grote groeispurt. Een jongetje dat iets verschrikkelijks had gedaan.

Eén middag werkte ik hier. Dankzij Lucas, een vakantievriendje. Lucas, zijn broertje Louis en ik, we voetbalden, sjokten langs de waterlijn en trapten tegen slakkenhuizen. Hun vader, Wouter, zat altijd aan de kade. Naast hem: boeken. Filosofische boeken, boeddhistische, boeken over stenen. Wouter was ‘de baas’ van een Amsterdams hotel. En ik mocht best een dagje meehelpen, als ik dat wilde.

Lucas, die soms toegaf dat hij misschien ooit, grotemensenlater, het hotel zou overnemen, leidde me rond. Ik wilde het goed doen, mocht Lucas niet teleurstellen, Wouter niet, de krakende treden, de Cobraschilderijen. Ik was in een traditie geplaatst, van butlers en liftjongens, van toezichthouders, van eerbiedwaardige zorgers. Het ging niet denderend. De ruiten die ik lapte, met een zware gele doek, werden niet doorschijnend. De ontbijttafels die ik dekte, leken nooit helemaal symmetrisch, hoe vaak ik ook met de botermesjes schoof. Goed, ja, en toen ging het echt mis.

Een Amerikaanse man – een handelsreiziger? een spion? – vroeg me of ik zijn rolkoffertje kon dragen. Ik zette het koffertje naast zijn bed. Een klik. Ik opende mijn zweterige knuist en zag een stukje plastic – een klepje, een slotje? Toen hij niet keek legde ik het op de juiste plek, hopend dat hij het niet zag. Hij gaf me een rijksdaalder fooi, maar ik bedankte voor de eer.

Ach, welke eer? Iets was bij me in bewaring gedaan, iets belangrijks, nu stuk. Ik was woedend, gekwetst. Geen idee wat ik tegen Lucas heb gezegd, tegen Wouter, geen idee wat ik als reden heb opgegeven dat het bij deze middag zou blijven.

Hij loopt hier nu weer rond, Lucas. De handen trots op zijn rug gevouwen. Hij is de baas, zoals zijn vader eens. En ik zit op het terras, aan de kade, denkend aan die man die ooit aan de kade zat, hij met zijn boeken, ik met mijn schriftje.

Wat is een schrijvershotel? Een plek om aan te komen, om te denken aan mensen die je niet meer spreekt, om te ervaren dat we allemaal passanten zijn. Een plek die je voor even de jouwe mag noemen, totdat je de sleutel teruggeeft aan iemand die je vergevingsgezind toelacht.

PS: Aan de desbetreffende Amerikaanse spionnendienst die dit leest: zeg tegen jullie collega dat het me spijt van zijn koffertje.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Annejet van der Zijl

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Het was de tijd dat de wereld op slot ging en de stad tot stilstand kwam. Het hotel zou echter pas sluiten als er geen enkele gast meer was. En die was er.

Het was een vaste klant – een man met een adellijke naam en een leven dat met recht rijk genoemd kon worden: een glansrijke diplomatieke carrière, een stabiel huwelijk, een hechte vriendenkring en kinderen die de familienaam eer aandeden. Een vól leven ook. Adel verplicht, en succes minstens zo zeer. En daarmee ben je je tijd kwijt.

Hij had ingecheckt voor vier nachten toen de bomen aan de gracht nog kaal waren. Net op dat moment kantelde de wereld en gingen de grenzen dicht. Hij liet de receptie weten dat hij langer zou blijven. De crisis duurde, de andere gasten verdwenen, de staf van het hotel kromp steeds verder in.

De receptionistes fietsten nu met mondkapjes op als maaltijdbesteller door de stad, de manager nam de nachtdienst op zich en bouwde ’s nachts uit verveling spoken uit lampen en hotellakens.

Toen de bomen aan de gracht hun bladeren weer verloren en de stad zich opmaakte voor de donkerste, stilste winter sinds mensenheugenis was hij er nog steeds. Vanaf het moment dat hij als jongetje tijdens schoolvakanties op het landgoed van zijn grootouders aan zichzelf was overgelaten, had de tijd zich niet meer zo eindeloos voor hem uitgestrekt. Had hij zo weinig gehoeven. Had het woord ‘solitude’ zo’n betoverende klank gehad. Was het leven zo magisch en vol beloften geweest.

Hij dwaalde door de zeventiende-eeuwse grachtenhuizen die gezamenlijk het hotel vormden. Hij bekeek de indrukwekkende kunstverzameling aan de muren. Hij grasduinde door de duizenden, door de auteurs gesigneerde boeken die de trots van het hotel vormden. En die een reden waren geweest om voor dit hotel te kiezen. Want hij hield van lezen, al had hij daar in zijn dagelijkse bestaan zelden de tijd voor. Maar nu had hij alle tijd. En hij las. Hij leefde de levens van anderen, hij verdween in onbekende werelden. Hij genoot.

Het werd lente. Er voeren opeens weer bootjes door de gracht en vanaf het geïmproviseerde terras voor het hotel klonk vrolijk geroezemoes. De grenzen gingen open, steeds vaker hoorde hij weer geluiden in de kamers om hem heen. En uiteindelijk pakte ook hij zijn koffers en ging terug naar zijn zo geslaagde, volle, rijke leven, naar de besprekingen in Westminster, de familiediners in Chelsea, de tuinfeestjes aan de Thames. Mensen slaan hem op de schouder en zeggen hoe jolly good het is om hem weer te zien. Hij glimlacht instemmend, ja, it is simply wonderful.

Maar af en toe dwaalt zijn blik. Dan droomt hij van zijn verloren koninkrijk – het lege hotel, de stille stad, de boeken en hijzelf.

Dit stuk is geïnspireerd door mijn verblijf in het Amsterdamse Ambassade Hotel, maar iedere overeenkomst met bestaande personen is toevallig.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.


Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Thomas Heerma van Voss

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Onder de brug die vanaf de Prins Hendrikkade over het Singel loopt, is op een bakstenen muurtje een zinnetje van Belle van Zuylen geschilderd: terugkomen is niet hetzelfde als blijven. Die zes woorden trekken altijd mijn aandacht als ik vanaf Centraal Station de binnenstad binnenloop, terug naar huis, door dat naar pis stinkende tunneltje waar sinds de corona-uitbraak een paar zwervers wonen – en elke keer denk ik: Belle van Zuylen had gelijk.

Misschien was dat wel wat ik persoonlijk het lastigste vond aan de coronagolven: het gebrek aan variatie en enig reliëf in de dagen, waardoor ook de sensatie van het terugkomen verdween. Nooit meer nam ik met hernieuwde blik waar wat ik al kende, elke dag voltrok zich min of meer hetzelfde. Af en toe keek ik in mijn agenda en was er geen dag maar een maand verstreken.

Voor sommige schrijvers is het een ideale situatie: rust, regelmaat, en bovenal weinig afleiding. Zelf gedij ik beter als mijn blik af en toe wordt opgeschud en als ik reden heb mijn schrijfkamer te verlaten. Toen ik tijdelijk mijn intrek mocht nemen in het Ambassade Hotel, voelde ik het meteen gebeuren: eindelijk kreeg Amsterdam weer nieuwe tinten en kleuren. Een andere uitvalsbasis zorgde ervoor dat ik andere plekken zag, ik hoorde nieuwe geluiden, extra rumoer om me heen. Ik dwaalde door de illustere bibliotheek van het hotel, gaf me over aan elk gerecht dat de hotelchef kookte, sliep ’s nachts in een bed zo groot dat ik mijn geliefde aldoor kwijtraakte. Wat had ik het gemist om op een semiopenbare plaats als dit te zijn: de mengeling van andere gasten en de eigen privacy, de compactheid en luxe van de eigen kamer die je niet zelf hebt hoeven inrichten, de discretie van personeel dat zich nooit onaangekondigd laat zien, maar altijd paraat staat.

Met het Ambassade Hotel als nieuw anker wandelde ik door de stad, de zon scheen, terrassen werden voor het eerst in maanden weer opgebouwd. Aan de overkant van de gracht werden opnames gemaakt van de voortreffelijke Amerikaanse televisieserie Atlanta, ik liep naar de set, loog tegen beveiligers dat ik iets verderop woonde, passeerde Donald Glover en de andere hoofdrolspelers op slechts een halve meter afstand – ook een ervaring die ik in tijden niet had gehad: aangenaam, een beetje nerveuzig verrast worden door wat je aantreft, dat heerlijke getintel in je buik, het niet precies weten waar en hoe te kijken.

Eenmaal terug op mijn hotelkamer voelde het alsof ik wakker was geschud, alsof ik eindelijk weer ergens van terugkwam. En ik ervoer iets wat ik in geen tijden had ervaren: ik had zin om weer eventjes alleen te zijn en in afzondering de juiste woorden te zoeken, want dat was nu eindelijk weer eens een keuze, niet iets wat door de omstandigheden werd opgedrongen.



Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Jessica Durlacher

Schrijvers Hotel Jessica Durlacher

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Toen ik onlangs zomaar te gast was in Amsterdam, als schrijver, in het Ambassade Hotel, dat op een van zijn fijnste plekken staat, recht tegenover het voormalig Instituut van Neerlandistiek waar mijn studie ooit begon, verbaasde het me hoe glad en glanzend de stad kon zijn, en hoe vanzelfsprekend ze zich in de vermomming hult die ze waarschijnlijk aan vreemden toont.

Amsterdam is de stad die ik denk ik het beste ken van alle steden waar ik heb gewoond. Ik ben er geboren, bracht er de eerste dertig jaar van mijn leven door. Ik heb er gestudeerd en gewerkt, allerlei eerste keren meegemaakt. Als ik aan de stad denk of er ben, heb ik altijd heimwee – niet naar plekken maar naar momenten of periodes. Amsterdam is een trommel vol madeleinekoekjes, een plattegrond voor betekenisvolle momenten, een tijdmachine. Indertijd zag ik de stad niet meer omdat ik er deel van uitmaakte.

Maar ook nu ik weer elders woon voelt de stad als mijn grond, heimweegrond, al was ik er voor corona nog zo vaak. De tijd breekt herinneringen op maar plakt ze soms ook aan elkaar.

Tot een paar weken geleden leken de anderhalf jaar die we achter de rug hebben, gemaakt van dezelfde tijd, dezelfde week, hetzelfde uur. Ik kon nog bij elk uur, bij elke gedachte, ik was overal bij geweest.

Allemaal waren we bevangen, introverte mensen geweest zonder veel leven buitenshuis, haatten onze mondkapjes met dezelfde passie, stelden onze wensen elke dag even mismoedig bij, er werd weinig geprikkeld, de genietingen lagen dichtbij huis, we hoefden niet naar zoveel te streven want de kans dat anderen het veel leuker hadden dan wij was even geruststellend als deprimerend klein.

Eén tijd en die heette corona. Weinig dat ons kon opbeuren. Nooit eerder was een lang jaar zo gelijkvormig, het verstrijken van de tijd zo zichtbaar onaangedaan door onze belangrijkheden. We zagen de uren, de dagen, de weken en de maanden verstrijken als nooit ervoor.

Inmiddels lijken we te mogen doorschuiven naar een nieuwe tijd, de poort staat open, ze hebben ons boeltje weer uit de kluis gehaald voor ons, onwennig steken we onze neuzen in de buitenlucht, de geopende winkels, het café en het museum. Het licht doet nog een beetje pijn aan onze ogen, onze sociale spieren zijn wat verslapt en we reageren op het meeste dat ons overkomt met lichte schrik. Zijn we nog wel hetzelfde als ervoor?

Het coronajaar mag ons geheugen tot een klont hebben geperst, het gapende gat tussen de tijd voor de pandemie en nu is juist exponentieel gegroeid. Mijn kledingkast oogt als die van een vreemde. Wie was ik die zulke hoge ongemakkelijke hakken droeg?

Amsterdam (en wijzelf) hebben er een heel nieuw verleden bij, maar ik vraag me wel af of daar ditmaal ook heimwee bij zal horen. Misschien alleen naar het Ambassade Hotel.



Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.


Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Esther Verhoef

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

‘We zijn met z’n allen meer naar binnen gekeerd,’ zegt mijn schrijvende vriendin. Ze maakt er een beweging bij alsof ze luiken voor haar gezicht sluit. ‘Ieder op zijn eigen eilandje. Kopschuw geworden, huiverig voor overwaaiende bacillen uit medemensadem.’

Ik zit tegenover haar met een flinke bel chardonnay. De tweede. Hoe strenger de maatregelen, hoe hoger mijn drankrekening. Mijn vriendin is een risicogroeper, maar nu heeft ze haar tweede prik gehad en ik ben net herstellende van twee weken valreep-corona. Dus het kan weer. We hebben zelfs geknuffeld – de gezichten afgewend, want je weet maar nooit.

‘Ik ben een kluizenaar geworden die opziet tegen menselijk contact,’ gaat ze verder. ‘Iemand die opnieuw moet leren om gasten te ontvangen. Hoe snel is dat gegaan?’

Ik knik en neem een slok. En nog eentje. Vluchten deed ik steeds in mijn schrijfwerk, al vanaf mijn achtste dagelijks; verdwijnen achter de woorden en zinnen, opgaan in een wereld die je zelf creëert en die je dus wèl begrijpt en kunt controleren.

‘Ik heb sommige mensen al anderhalf jaar niet gezien,’ zeg ik. ‘Je weet wel, vrienden met wie je naar de film gaat voor de discussie erna, of met wie je graag winkelt, of gaat lunchen in een hippe tent.’

Je durft op een gegeven moment ook niemand meer uit te nodigen, denk ik erachteraan, want de een drukt je bij binnenkomst aan de borst, briesend: ‘Je gelóóft die flauwekul toch niet!’ en door de ander word je subiet kaltgestellt omdat je twee gasten wilt ontvangen, terwijl Jaap en Mark één adviseren.

Die losvastvrienden, ik heb ze niet eens geappt. Wat moet je vragen? Iedereen gezond, lukt het nog een beetje daar? Ik mis ze, en ook weer niet. Ik ben het verleerd, denk ik, mensen. De luiken van mijn huis zijn gesloten en die van mijn hart ook een beetje.

Dit zou een ideale periode zijn voor schrijvers, lees ik steeds. Want die zaten toch altijd al thuis te typen. Voor hen verandert er niets. Maar voor mij veranderde alles. Schrijven doe ik in afzondering. Vier, vijf dagen zonder sociaal contact is normaal. Dus moet ik er af en toe op uit om te voorkomen dat ik murmelend onder een steen eindig. Húp, naar dat café, restaurant, de winkels, een festival, plekken waar je druppels sociale structuur kunt tappen als tegengif. En ‘verhaal kunt halen’, input voor je werk.

Maar alles is volgeboekt of doodgereguleerd en de mensen zijn knettergek geworden, om het hardst schreeuwend naar elkaar aan weerszijden van een ravijn waar ooit een veilig midden was.

Toenadering, ik hoop dat we het opnieuw kunnen leren. De huizen en de harten open; begrip, nuance en vertrouwen. Een nieuw, stevig fundament in dat midden, dat wens ik de lezer, de schrijver, de mens.

En tot die tijd is er chardonnay.



Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.


Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Alma Mathijsen

Schrijvershotel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Ik was bijna vergeten dat het nog bestond. Ik behoor tot de groep mensen die zichzelf heeft opgesloten. Als je alleen woont gaat dat heel makkelijk. Dan zijn er geen huis­genoten die liefkozend maar toch dwingend vragen of het niet een goed idee is toch wat vaker naar buiten te gaan.

Nee, ik bleef binnen, kocht een Nintendo en bakte lasagnes uitsluitend voor mezelf. Tussen de muren van mijn appartement hoefde ik niet bang te zijn om iemand anders te besmetten, hoefde ik niet voor de twaalfde keer te vragen of een vriend zijn handen wel 20 seconden lang had gewassen, hoefde ik me niet kapot te ergeren aan de man die zijn neus over zijn mondkapje liet hangen. Thuis was kalm en dat was alles wat ik nodig had. Althans dat dacht ik. Op uitnodiging van het Ambassade Hotel mocht ik twee nachten bij hen logeren, en uiteraard kon ik ook nog iemand meenemen. Voor het eerst was er iets om mijn nieuwe geliefde mee naar toe te vragen.

De terrassen waren net geopend en de zon kwam kijken. Overal zag ik mensen happen nemen van hun eten, of ze dronken gulzig uit hun glazen. Als ze dat niet deden, praatten ze uitgelaten. Bij de ingang stond de manager klaar, die me zo warm onthaalde dat ik even dacht dat hij me misschien verwarde met een oliemagnaat of een influencer met 500.000 volgers. Op de kamer stond een fles cava voor ons klaar aan de gedekte tafel die uitkeek over de gracht. Ik dronk uit het glas, net zo gulzig als de mensen die ik eerder op de dag zag. En wilde me bij hen voegen.

Op het terras zat Thomas Heerma van Voss, ook op uitnodiging van het hotel. In anderhalf jaar tijd had ik amper andere schrijvers gezien en ik werd bevangen door een enthousiasme dat ik niet meer van me af wist te schudden. Ik wilde praten, het maakte me niet uit waarover. Niet veel later struinden Jessica Durlacher en Solomonica de Winter over het terras, terug van een massage, ook zij verbleven in het hotel. En ook met hen wilde ik kletsen. Ik pakte wat ik pakken kon. Alle maanden in solitaire maakten dat ik dat nog nooit zo hongerig was geweest naar small talk. Hoe onzinniger hoe beter, diepgaande gesprekken hoefde ik niet eens.

Het had alles weg van een literair festival, maar dan met het elan waar ik al mijn hele leven van gedroomd heb. Geen pallets in de modderpoel als zogenaamde backstage. Hier kregen we marmeren vloeren, gekoelde flessen bubbels en donzige badjassen met slippers. Een betere rentree in het leven, na maanden van binnen zitten, had ik me niet kunnen wensen. Ik wist het niet, maar het was alles wat ik nodig had.


Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

 

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Arnon Grunberg

Het schrijvershotel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

‘In een liefde zoeken de meesten een eeuwig thuisland, een enkeling echter het eeuwige reizen.’ (In einer Liebe suchen die meisten ewige Heimat. Andere, sehr wenige, aber das ewige Reisen.)

Eigenlijk had ik dit citaat van de Duitse filosoof Walter Benjamin, die op 26 september 1940 in Portbou zelfmoord pleegde, als motto bij mijn nieuwe roman willen opnemen, maar het past nog beter bij een reeks verhalen over het Ambassade Hotel in Amsterdam, daarmee indirect over alle hotels, het hotelwezen zelf.

Hoe moeten wij een eeuwig thuisland begrijpen in de context van de liefde voor een persoon? Zou al het nationalisme een toevluchtsoord zijn voor mensen die tevergeefs hun eeuwige thuisland zochten in een mens en toen dat op een teleurstelling uitliep zich maar hebben gewend tot het land waar ze toevallig geboren zijn? Nog afgezien van de vraag welke liefde precies eeuwig is.

Vermoedelijk is het goed de hartstocht, die graag geconsumeerd wordt op hotelkamers, te scheiden van liefde, die eerder een onderkomen zoekt in woon- en slaapkamers, vestibules en opberghokken. Het is een menselijke eigenaardigheid, en een tragische, om hartstocht met liefde te verwarren, zoals wij ook graag geloven dat vrijheid en gelijkheid hetzelfde zijn, op zijn minst dat het een tot het ander leidt.

Ik heb niet alleen in de liefde, maar ook in het schrijven, in het leven het eeuwige reizen gevonden. Waarbij ‘eeuwig’ weinig anders hoeft te betekenen dan levenslang.

Als de liefde verbonden is met de behoefte een thuis te vinden, wat dat woord ook moge betekenen, én met het verlangen te reizen, wat wel moet betekenen dat men het metaforische thuisland verlaat, dan kan het niet anders dan dat het hotel een symbiose is van reis en thuis, heimat en exil. Een compromis dus, maar ook een katalysator. Het verlangen wil grenzen overschrijden en het is precies het grenzeloze karakter van het hotel dat ons aanmoedigt dat ook te doen.

Grenzeloos, omdat het hotel een tussenstadium is. Kamer 93, kamer 18, men noemt het zijn kamer, maar over een paar dagen woont er iemand anders.

Het is toneel zoals het restaurant toneel is, alles is een ritueel, juist in het hotel, maar het ritueel heeft een hoog werkelijkheidsgehalte, het voert ons naar het leven, naar de sensatie van sterfelijkheid en tijdelijkheid, die vermoedelijk een voorwaarde is om überhaupt te kunnen verlangen naar een eeuwige heimat.

Schilderes Charlotte Salomon, die op 10 oktober 1943 in Auschwitz werd vermoord, stelde de vraag: ‘Leben? Oder Theater?’ Het hotel, als instituut, als opvangcentrum, als ziekenhuis, als toevluchtsoord, als schuldige plek en als onderduikadres, als kerk en als laatste illusie (de kamers van de andere gasten bevatten de levens die wij hadden kunnen leven) antwoordt: Leben und Theater.

Het Ambassade Hotel meer nog dan andere hotels.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Het schrijvershotel.

 

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

 

Bijzondere plek voor schrijvers – De bibliothecaris vertelt

Het Ambassade Hotel wordt ook wel het schrijvershotel van Amsterdam genoemd. Alle grote Nederlandse uitgeverijen brengen hier hun schrijvers onder. Dit tot grote dankbaarheid van het hotel, dat door al deze bijzondere gasten een prachtige boekencollectie kon opbouwen. Deze omvat inmiddels meer dan 5000 (!) gesigneerde boeken en is een fraaie dwarsdoorsnede van de gehele contemporaine literatuur.

Alle boeken hebben een plek gekregen in de in 2015 gerealiseerde Library Bar en Library Lounge. Eelco Douma, die al 25 jaar werkzaam is bij het Ambassade Hotel en ook de bibliotheek onder zijn hoede heeft, is trots op de collectie en realiseert zich terdege dat die er niet zou zijn geweest zonder de uitgeverijen.

‘Het is bijzonder hoe dit zo is gegroeid. De uitgeverijen, van oudsher gehuisvest aan de Herengracht, brachten én brengen hun schrijvers bij ons onder. Het hotel ontvangt altijd een gesigneerd exemplaar van hun laatstverschenen publicatie. Doordat de schrijvers geregeld bij ons terugkomen, hebben we van sommige het hele oeuvre. Denk bijvoorbeeld aan fictie-schrijvers als Arnon Grunberg en György Konrád of auteurs van non-fictie zoals Ian Buruma en Philipp Blom. We hebben werk van auteurs uit 76 landen, waarbij onze zuiderburen ons na aan het hart liggen. Tom Lanoye en Dimitri Verhulst zijn bijvoorbeeld regelmatig te gast. De laatste wijdde zelfs twee pagina’s van het Boekenweekgeschenk 2015 aan ons!’

De gastenboeken

In de Library Bar bevinden zich ook twintig gastenboeken met waardevolle bijdragen en bijzondere bespiegelingen van beroemde gasten. ‘Hierin staan internationaal gerenommeerde schrijvers, onder wie vrijwel alle winnaars van de Nobelprijs voor de Literatuur van de afgelopen 30 jaar, maar ook politici, filosofen en een heuse ballonvaarder. Van bijvoorbeeld Isabel Allende, Salman Rushdie, David Sedaris, Connie Palmen, Eckhart Tolle, Mario Vargas Llosa, Umberto Eco en Jonathan Safran Foer zijn verschillende notities in de gastenboeken terug te vinden.’

‘Schrijver en oud-hoofdredacteur van Vrij Nederland Rinus Ferdinandusse kwam weleens in het hotel om een gast te interviewen en zei op een dag: “Weten jullie wel wie daar in een hoek van de lobby zit?” Het bleek John le Carré te zijn, die wij niet hadden herkend omdat hij onder zijn eigen naam – David Cornwell – had gereserveerd. Daarna is Le Carré vaker bij ons geweest. Ik heb nog een handgeschreven brief waarin hij mij bedankt voor het kerstgeschenk dat wij hem ieder jaar sturen en waarin hij zegt dat hij zulke ‘fond memories’ heeft aan het Ambassade Hotel. Die brief zal ik altijd koesteren.’

‘Net voor mijn tijd, maar indrukwekkend uit de verhalen, was het bezoek van de fameuze Alberto Moravia, éminence grise van de Italiaanse literatuur. Alsof de paus op bezoek kwam, met zoveel belangstelling en egards ging dat gepaard. Dat gaat tegenwoordig wel anders: de huidige Italiaanse topauteur Paolo Giordano is heel relaxed en begroet me als een oude vriend als hij bij ons logeert.’

‘Wat ik een jaar geleden indrukwekkend vond, was het bezoek van Nadja Tolokonnikova van punkband Pussy Riot, naar aanleiding van haar boek ‘How to start a revolution’. Meestal veroorloof ik mijzelf dat soort vrijheden niet, maar toen ik haar in de bibliotheek zag zitten ben ik naar haar toegestapt en heb ik haar gezegd dat ik haar heel moedig vind en dat ze vooral door moet gaan met haar strijd.’

 

Het schrijvershotel:
Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Amsterdamse Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.