Tom Lanoye

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

PIED-À-TERRE

Hoeveel Belgen dromen niet van een pied-à-terre in Amsterdam? Om eerlijk te zijn: erg weinig. De meeste Belgen dromen van Parijs, zweren bij Berlijn, prijzen London om zijn winkels en Barcelona om zijn Ramblas. De snobs worden vooral vochtig van Venetië. En welke Belg is niet in de wieg gelegd om — onder zijn laagje beleefdheid dat achterbaksheid heet — snob te zijn en snob te blijven?

Neem nu mezelf. Ik lach al die bovenstaande Belgen uit en ik verbijster hen door te beweren dat je nergens in Europa beter kunt eten en flaneren en potverteren en musea bezoeken en feesten en toneelkijken en slapen dan in Amsterdam. Zeker in coronatijden, als alle andere toeristen eindelijk ook eens in drommen wegblijven, waardoor die achterlijke kaasbollen- en Nutellawinkels hopelijk allemaal failliet gaan. Ik heb nooit gezegd dat Amsterdam perfect is.

Van de andere kant: mijn schoonmoeder is hier geboren, mijn uitgeverij is gehuisd in het mooiste pand van de Herengracht en mijn Amsterdams pied-à-terre bevindt zich eveneens aan die prachtgracht. Ik voel me er thuis zonder dat ik eerst een paar banken heb moeten beroven. Want met die huizenprijzen komt het nooit meer goed, nergens boven de Moerdijk. Ik heb nooit gezegd dat heel Nederland perfect is. Wat ik wel zeg, de laatste tijd — kijkend naar de niet-regeringsvorming in Den Haag — is dat Nederland in ijltempo aan het veranderen is in België. Als Belg moet je dus zeker zo snel mogelijk naar Amsterdam sporen, alvorens het verandert in Antwerpen of Brussel. Geloof me: die zijn allebei nog verder van perfect.

Als ze dat doen, die benieuwde Belgen, naar Amsterdam reizen dus, dan hoop ik dat ze mijn pied-à-terre overslaan. Ik voel me al jaren zo thuis in Hotel Ambassade dat ik soms de politie wil bellen om de andere bezoekers eruit te laten zetten wegens huisvredebreuk. In het Vlaams heet dat nog mooier. ‘Woonstschennis.’

Vroeger zag je ook nooit Nederlandse auteurs in Hotel Ambassade. Vandaar misschien de naam. Je móest buitenlander zijn om binnen te mogen. Toen begon Arnon Grunberg te schrijven. En dus te reizen. Vroeger reisde men om te leren, sinds Grunberg reis je om te schrijven. Ook hij is niet altijd perfect, maar hij heeft wel smaak. Anders koos hij in zijn geboortestad wel een ander hotel als pied-à-terre. Hij zit er inmiddels meer dan ik.

Soms zie ik hem bij het ontbijt en dan zwaaien we eens naar elkaar. Dat is, toegegeven, het voordeel aan een hotel versus een echt pied-à-terre. In een echt pied-à-terre overkomt het je zelden dat je bij je ontbijt zit te zwaaien naar Arnon Grunberg. Ik heb ook al eens gezwaaid naar Sandro Veronesi en naar Donna Tartt, maar die zwaaiden niet terug. Dat krijg je met buitenlanders. Zij kijken weg van andere buitenlanders.

Bij een echt pied-à-terre hoort een familie. Bij Ambassade is dat een soort Afrikaanse extended family. Ik ken werkelijk geen ander hotel ter wereld — ja, ik beken: ik reis soms ook weleens naar andere steden — waar ik zo hartelijk word begroet, door mensen die mijn naam kennen en wier naam ook ik ken. Bij mijn eerste post-coronaverblijf was dat een van de hoogtepunten, zonder ironie. De slavernijtententoonstelling in het Rijks en het geleid bezoek aan de Hermitage waren natuurlijk top, maar ik genoot evenveel van het lekkere kletsen met Claudia en Wim en Eelco en Tamara e tutti quanti. Ons beklagend dat we elkaar twee jaar hadden moeten missen. En op onze vingers natellend hoeveel jaar het geleden moet zijn geweest dat ik en mijn vent hier voor het eerst sliepen.

Dat was naar aanleiding van een Boekenbal tijdens een Boekenweek waarbij de Vlaamse letteren in het brandpunt stonden. Erg lang geleden dus. Hugo Claus en Harry Mulisch leefden nog. Ze stonden naast elkaar op die mooie overloop in de Stadsschouwburg, als een koninklijk paar dat audiënties en kushandjes verleende aan het plebs. Wij, het plebs, gingen liever dansen en zuipen op het podium van de theaterzaal.

Die nacht vond mijn man een van zijn contactlenzen niet terug in de badkamer van onze toekomstig pied-à-terre. Hij had ze nochtans net uitgedaan, allebei. In mijn herinnering kropen we een uur rond op onze knieën, zoekend en vloekend, tot we tenslotte maar gingen pitten.

We vonden de lens alsnog terug, vlak vóór het ontbijt. In een spleet tussen de wasbak en de muur. Je zult me niet horen zeggen dat mijn pied-à-terre perfect is. Voor een schrijvershotel hangen er wel erg veel schilderijen. Maar de bibliotheek is nog groter. En op die spleet na had ik in al die jaren weinig andere klachten.

Tom Lanoye

 

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

 

Maartje Wortel

Schrijvershotel Maartje Wortel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Een schrijvende vriend van mij vertelde dat hij, als hij een opdracht aangeboden krijgt, zich afvraagt of er twee van de drie p’s afgevinkt kunnen worden. Sorry? vroeg ik. Ik hou van taal en van afzonderlijke letters en ook best van dada, maar toch begreep ik in deze tijden van onzekerheid graag waar hij het over had.

Ken je dat principe niet? vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd van niet. Meteen was daar het schuldgevoel ten opzichte van alles in de wereld wat ik nog niet weet. Om maar te zwijgen over alles wat ik überhaupt nooit te weten zal komen. Van de drie p’s heb ik niet eerder gehoord, zei ik zacht.

De vriend tikte met zijn ene wijsvinger op zijn andere om zijn p’s kracht bij te zetten. Plezier, ­prestige en poen. Hij zei dat aan twee van deze ‘eisen’ voldaan moest worden voordat hij ja zei tegen een opdrachtgever. Anders heb je er niets aan, zei hij.

Ik keek hem met grote ogen aan. Ikzelf zeg altijd gewoon ja. Tegen alles. Clarice Lispector schreef: ‘Alles op de wereld begon met een ja.’ En zo is het. Soms vergeet ik dat dingen niet hoeven te beginnen. Niet alles wat kan hoeft. Al weet ik niet of dit een goed moment is om de geschiedenisboeken in te gaan als het moment waarop ik besefte dat ik een paar p’s kon eisen. Dat privilege kan inmiddels bijna niemand zich meer veroorloven. Of je moet de Grand Prix in Zandvoort organiseren, in dat geval mag je anderen vragen voor minder dan één p op te komen draven. Als je zelf maar genoeg plezier, prestige en poen hebt… Maar goed, over die Grand Prix is nu wel genoeg gezegd.

De vriend en ik dronken een beker koffie op zijn balkon. Zelf heb ik dat met meisjes, zei ik. Nu was hij degene die mij vragend aankeek. Ik vertelde hem dat ik jarenlang drie k’s in mijn hoofd had als ik iemand leuk vond. Kaas, kamperen en katten.

De vriend keek me ongelovig aan. Echt, zei ik. Al heb ik die gouden driehoek momenteel min of meer uit noodzaak losgelaten. Dus nu zit je met hotels, honden en hompen vlees, vroeg hij? Zoiets, zei ik. Ik vertelde hem dat ik en mijn geliefde uitgenodigd waren om te komen overnachten in het Ambassade Hotel. Dat we daar net een uur waren toen de telefoon ging. Ik wist niet dat er telefoons af konden gaan in het hotel, zei ik.

Wie was het? vroeg hij. Ik zei dat dat er niet toe deed, maar dat ik zo geschrokken was van die telefoon die in die kamer afging dat ik besefte dat ik iemand was die eigenlijk overal ja op had gezegd vanwege enkel het plezier.

Jaloersmakend, zei de vriend. Ik keek naar zijn kat die op de rand van het balkon balanceerde. Ja, zei ik.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

 

Bette Westera

Bette Westera Schrijvershotel Ambassade Hotel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Alles dicht/ Alles wijkt, alles zwicht/ Alles deelt, alles dicht/ Alles zingt, alles speelt/ Alles dicht, alles deelt

Op donderdag 12 en vrijdag 13 maart 2020 bezoek ik op uitnodiging van mijn Duitse uitgever Susanna Rieder Verlag de Münchner Bücherschau Junior. Ter begroeting omhels ik mijn Duitse uitgeversvrienden Susanna en Johannes zonder terughoudendheid. Ik heb een druk programma, maar al snel horen we dat verschillende scholen hebben afgezegd. Ze willen hun leerlingen niet met het openbaar vervoer naar de locatie van de Bücherschau laten reizen. Scholen die de afstand lopend kunnen overbruggen, komen wel.

Ook bij het afscheid op vrijdag omhelzen we elkaar, het zou vreemd voelen om het niet te doen. Gelukkig rijdt de trein nog, al is die wel opvallend leeg voor een vrijdagmiddag. Twee dagen later moeten alle horecagelegenheden in Nederland hun deuren hals over kop sluiten.

De maanden die volgen ervaar ik als een oase van rust. Opeens houd ik tijd over om te wandelen, te lezen en nieuwe recepten uit te proberen. Er komen vragen binnen voor voorleesfilmpjes en andere ­digitale alternatieven voor contact met mijn lezerspubliek. Ik zeg een paar keer ja, maar binnen de kortste keren ben ik al die voorleesselfies beu. Waarom niet gewoon accepteren dat sommige dingen even niet kunnen of mogen?

Ik schrijf gedichtjes over de zin en onzin van het hamsteren van wc-papier, knuffeltrommeltjes, vakantie vieren in de achtertuin en dichte dierenparken. Barbara de Wolf illustreert ze en we maken er vrolijke coronakaartjes van die we digitaal én per gewone post versturen.

Ik geniet van de verbondenheid die overal om me heen voelbaar is en die inmiddels is veranderd in tweespalt. Ik koester de sociale contacten die wél kunnen: wandelen in de buitenlucht (vaak, het is heerlijk weer) en Zoomborrelen met vrienden (af en toe, met witte wijn en vegabitterballen). Ik zwem in zeeën van tijd en voel de ruimte die dat geeft in mijn hoofd. Inmiddels stroomt mijn agenda weer vol. Fijn? Ik weet het nog zo net niet…

De olifant verveelt zich en de leeuw ligt lui te gapen./ De slingeraap hangt hangerig te hangen in haar band. /De dassen doen een dutje en de wrattenzwijnen slapen./ De lynxen lopen landerig te sjokken door het zand./ De tijgers turen treurig door de tralies van hun kooien./ De ijsbeer komt zijn hol niet uit, de haas rent doelloos rond./ De mantelbaviaan zit sloom haar mannetje te vlooien./ De haan heeft zich verslapen en de oehoe houdt zijn mond./ De vos zegt sip: ‘Alweer geen kip. Geen jongens en geen meisjes/ op schouders of in karretjes, met appelsap of brood./ Geen kinderen met pinda’s voor de apen, of met ijsjes./ De dierentuin moet open, zo vervelen wij ons dood!’

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Schrijvershotel Ambassade Hotel Susan Smit

Susan Smit

Schrijvershotel Ambassade Hotel Susan Smit

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Als je al net zo nostalgisch bent aangelegd als ik, kan de herinrichting aan een plek in het straatgezicht of in een gebouw waar je vaak komt als een persoonlijke belediging aanvoelen. De zucht naar vernieuwing voelt als spottende minachting van de ervaringen die jij daar hebt opgedaan, die daar zaten opgeslagen tussen de wollen draden van het tapijt en de kieren van de raamkozijnen. Bij het schuren van het hout, het verwijderen van het meubilair en het stuken van de muren zijn ze vrijgekomen en vervlogen. Gedoemd zijn de weemoedigen, want alles valt uiteen en krijgt opnieuw vorm. Elk vasthouden levert alleen maar kramp in je handen op.

De oude theesalon op de eerste verdieping van het Ambassade Hotel. Ooit werden er schrijvers over hun laatste boek geïnterviewd, nu dineren en ontbijten er hotelgasten – zoals ik, vandaag. Ik kan me de trolley met thee en lekkernijen die naar binnen werd gereden herinneren, en de slinger van de staande staartklok die door iemand werd vastgehouden om het getik in tv-opnamen te voorkomen. De kroonluchter hangt er nog, stel ik tot mijn opluchting vast.

De mooiste ontmoeting die ik in de theesalon had was twintig jaar geleden met de Colombiaanse presidentskandidate Ingrid Betancourt, die een autobiografie had uitgebracht. Ik kan haar nog zien zitten op de fluwelen bank bij de hoge ramen, met haar breekbare gestalte, zachte uitstraling en ijzeren wil om een einde te maken aan de corruptie in haar land. Woede omschreef ze als haar voornaamste krachtbron. Lijfwachten stonden overal te posten, en toch verstijfde ze toen er ergens met een klap een deur dichtviel.

Drie dagen na ons gesprek werd ze uit de auto gesleurd en ontvoerd door de Farc. Zes jaar bracht ze in de Colombiaanse jungle door. In die jaren kon ik niet langs het hotel fietsen zonder haar voor even me te zien. Zou ze nog leven? Zou haar vechtlust nog intact zijn?

Betancourt ontsnapte uit de handen van haar bewakers, maakte een helse tocht door de jungle en herenigde zich met haar gezin. Nadat ze een boek had geschreven over haar ontvoering, trof ik haar weer, op dezelfde bank. De combinatie van zachtheid en strijdbaarheid die ze uitstraalde was gebleven, maar ditmaal doorleefd. Opnieuw verworven. Ze had haar bewakers leren begrijpen, vertelde ze, niet omdat ze het met hen eens was, maar omdat ze zich bewust was geworden van de complexiteit van het mens-zijn. “Ik zag mededogen in een nieuw licht,” zei ze, “als een essentiële waarde.” Het bleek niet langer de woede, maar de compassie te zijn die haar op de been hield.

Alles valt uiteen, krijgt opnieuw vorm. En valt dan weer uiteen.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Auke Hulst

Auke Hulst Schrijvershotel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Vraag Google wie ik ben en de digitale vraagbaak zal melden: schrijver/schrijver-muzikant. Het enige waarvoor ik enige opleiding heb genoten, echter, is fotografie, in de vorm van twee chaotische jaren op de Groningse kunstacademie Minerva. Zo nu en dan komt die Ausbildung weer van pas, bijvoorbeeld wanneer er geen budget is om een fotograaf mee te sturen naar verre bestemmingen. En op de dag van mijn eerste ervaring met het Ambassade Hotel, in 2009.

Goede vriend en toenmalig huisgenoot Stefan Kuiper zou daar voor weekblad De Groene Amsterdammer een beroemdheid moeten interviewen, naar hij zei: Frank Boeijen. Helaas bleek de fotograaf van dienst verhinderd. Of ik alsjeblieft op stel en sprong mijn camera kon afstoffen. Eenmaal gearriveerd bleek het niet om de Nijmeegse zanger te gaan, maar om de Australische schrijver en kunstcriticus Robert Hughes, een beruchte brombeer.

De heer Hughes, omvangrijk van brein en buik, slecht ter been en weinig toeschietelijk, had net ontbeten en was niet van zins veel moeite te doen. Verplaatsen naar een fotogenieke kamer? Hoe ver dachten we eigenlijk dat hij kon lopen? Zet maar een luie stoel voor het hotel, dat is vanuit de foyer nog te belopen.

Hughes ging zitten, wandelstok tussen de benen, bril in de hand, strijdvaardigheid in zijn blik. Vijf minuten, dat moest genoeg zijn. ‘We’re not going to make this into Richard Avedon-session, now are we?’ En na een paar gehaaste shots: ‘Okay, boys, cripple time is over.’ Maar juist door die dwarsigheid liet de man zich als zichzelf vangen. Ik koester die foto, temeer omdat Hughes een paar jaar later is overleden.

Sindsdien ben ik vaak terug geweest om zelf schrijvers te interviewen. Maar te gast was ik nooit. Waarom ook? Ik woon er vlakbij.

Tot corona kwam. Oudjaar 2020, klokslag twaalf, had ik mijn geliefde Revka ten huwelijk gevraagd, maar we wisten direct dat het nog een tijd zou duren voor de wereld genoeg genormaliseerd zou zijn voor het feest dat ons voor ogen staat. We besloten in de tussentijd elke laatste dag van de maand onze verloving te vieren. En zo kon het gebeuren dat we op 31 januari, op het hoogtepunt van de lockdown, een nacht doorbrachten in het Ambassade Hotel, zodat Revka, die de kamer geboekt had, voor even kon voelen ‘hoe het is om aan de gracht te wonen’. Er kon zowaar gedineerd worden – niet in de kamer die we geboekt hadden, maar in een heuse suite, waarnaar we ongevraagd waren geüpgraded. Nu is het hotel niet langer dat hotel van de fotoshoot met Robert Hughes, maar vooral het hotel waar we even konden ontsnappen aan een duistere tijd en iets moois konden vieren.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Marente de Moor

Schrijvershotel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Toen de restaurants sloten, deden de Nederlanders hun keukens weg. Lagen er voor de lockdown nog matrasjes van haastig vertrokken expats bij het grofvuil, nu waren het onderkastjes, bovenkastjes, aanrechtbladen, de hele mikmak waar elk ander volk tevreden mee zou zijn. Weg, tijd voor iets anders. De nestvernieuwingsdrang is niet per se iets van nu – mijn grootouders lieten elke vijf jaar hun woning opnieuw behangen – maar de coronacrisis gaf er een wanhopige slinger aan. Als je je al ingraaft, doe het dan goed, zegt men achter de dijken.

Een half jaar later voegde ik me ook bij de lockdownverbouwers, door mijn zesde verhuizing in tien jaar tijd. Ja, het is een neurose, ik verhuis tussen het ene boek en het andere, of ik schrijf tussen de ene verhuizing en de andere – ik weet het niet meer zeker, want als het gips is neergedaald en de dozen uitgepakt slaat de amnesie toe, herinner ik me niks meer van de ellende. Tegenvallers, rugpijn, lekkages: weg. Rotwoorden als ‘meerwerk’ en ‘levertijd’: uit het systeem. Bij elke verbouwing verbaas ik me dus opnieuw. Over de offertes en de hufters die ze opstellen. Nederland kampt met een grote schaarste aan handigerds. Dat weten de stuntelende stukadoren, lamme loodgieters en schofterige schilders ook. Je kunt een Suske en Wiske vullen met wat je over de vloer krijgt als je in deze markt een beroep doet op bouwvakkers. Corona werd door mijn stukadoor twee keer als excuus aangevoerd om de rotzooi de rotzooi te laten en uiteindelijk helemaal niet meer te komen. De dakdekkers die tweehonderd kilometer reden om mijn huis te bekijken, waren bekend van tv. Snel gegoogeld in hun bijzijn: bleek er met die twee een hele uitzending van Opgelicht?! gevuld. Klaarblijkelijk kun je dan toch gewoon doorgaan onder dezelfde bedrijfsnaam, in dit land.

Toen ik doodop aankwam in het Ambassade Hotel, herinnerde ik me waar ik altijd goed kon schrijven: tijdens voorleesreizen in het buitenland, in de overzichtelijke verzorging van een hotelkamer. Twintig m2 viersterrenverbouwd is alles wat een schrijver nodig heeft, vraag maar aan Nabokov. Niks is overtollig en alles doet het. Het stof wordt voor je weggeveegd, je kunt aan de slag. Nu viel me het perfecte kitwerk op, de montage van het sanitair, zag ik hoe de gordijnen hingen en vroeg ik me af waarom mij dat nooit lukte. Beneden trof ik een man, postuurtje spijker in een zwart tenue van het hotel. Gereedschapskist, alles onder controle. Hem moest ik dus hebben! Maar voor mij zou hij niet werken. Hij hoorde bij het gulden snede-interieur van het hotel. En zoals altijd nam ik hoopvol het schrijfgerei met logo mee in de koffer. Maar eenmaal thuis deed die pen het niet meer.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Annelies Verbeke

Annelies Verbeke

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Met mijn collega Ali Bader en mijn eerste Arabische vertaling zou ik in maart vorig jaar te gast zijn geweest op het Cairo Literature Festival. Het festival werd uitgesteld, dan afgelast – zoals zoveel.

Het troostte me dat mijn Thirty days op de eretafel werd aangeprezen in een van de beste boekhandels van New York. Die onmiddellijk daarna – Trump, superverspreiders, exponentiële stijging, lekkende laadruimten – de deuren moest sluiten. Voor ik daarover kon beginnen te pruilen verloor ik mijn favoriete New Yorker: mijn 85-jarige mentor en vriendin Milena Jelinek werd door het virus getroffen, vijf dagen later was ze er niet meer. We zagen elkaar bijna jaarlijks op een Grieks eiland en ik bezocht haar twee keer bij haar thuis. Haar humor, haar intelligentie, haar melancholie, haar licht, haar opzienbarende leven. Toen ik 25 was, zag ze dat ik iets kon, iemand was, ze bleef me in het Engels en het Tsjechisch lezen. Wij herkenden elkaar als ‘lone ants’ – haar woorden. We hebben geen afscheid genomen.

Daarna stierf een van mijn beste Belgische vrienden. Het was geen goede tijd voor de al sterk verzwakten om in een ziekenhuis te liggen. Hij was zo gevoelig en donker, ik ontmoette hem nog, we belden vaak. Zijn stem. Geregeld bespringt de rouw me als een wild beest.

Ik werkte mijn Treinen en Kamers af, onderdrukte mijn paniek over vier maanden zonder inkomen, genoot van die keer dat ik semi-clandestien de Nederlandse grens overging om redacteur Ad, vriendin en collega Inge en de mensen van Wunderbaum terug te zien, het acteurscollectief waarvoor ik vaak schrijf, mensen met wie ik reisde. Ik zag hun Work Harder en werd aan het eind door ontroering gevloerd: Wine Dierickx, met clownsneus, berijdt ‘paard’ Matijs Jansen – traag, heroïsch, schitterend belicht: de kunsten en hun kracht, hun moed in barre tijden.

Bevreemdend dat er ineens een wezenlijke grens tussen België en Nederland oprees. Toch ontstonden er nieuwe Nederlandse vriendschappen binnen mijn muren, leve WhatsApp. Met schrijverscollectief Fixdit besloten we de zichtbaarheid van het werk van vrouwelijke auteurs in de canon en het literaire veld te verhogen. Tijdens mijn verblijf in het Ambassade Hotel namen Jannah Loontjens en ik een gracht verder twee Fixdit podcasts op. Wat ben ik blij haar, en de andere Fixditvrouwen, (beter) te hebben leren kennen. Er zijn tijden van stilstand en van beweging, van einde en aanvang – dat blijft.

En terwijl ik mijn door roomservice geleverde dessert tot mij neem en luister naar de stemmen in een bootje op de gracht, denk ik aan iets wat Ali Bader me ooit zei over onze levensstijl: “We are poor people who live like rich people.” Vandaag toch, ja. Morgen zien we wel.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

 

Adriaan van Dis Schrijvershotel

Adriaan van Dis

Adriaan van Dis Schrijvershotel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Vertroeteld in de kortste nacht, gewekt door vogels aan de gracht… Rijm dat mij aanvloeide in Hotel Ambassade na een intense verkenning van de minibar: Cognac, Johnny Walker… ja, dan spelen de muzen op. En de herinneringen: hoeveel schrijvers hebben Ellen Jens en ik hier de laatste veertig jaar wel niet bezocht? Gasten die waren uitgenodigd voor het VPRO-boekenprogramma Hier is… Maya Angelou, Roald Dahl, Elfriede Jelinek, Martin Amis, David Grossman, Annie Cohen-Solal, Hilary Mantel… Hun boeken staan gesigneerd in de bibliotheek van het hotel, hun handtekeningen in de gastenboeken: See you next book, schreef Amos Oz.

Voorgesprekken hielden wij nooit (hét recept voor saaiheid) we maakten kennis en dronken een glaasje of slurpten een oester mee met Umberto Eco, die schotel na schotel liet aanrukken. En nu was ik zelf te gast en sliep ik op loopafstand van mijn huis. De reiziger in mij zou graag in een hotel willen wonen: elke dag schone lakens, ontbijt op bed, veel personeel en troost van de minibar. Vladimir Nabokov betrok een suite in Le Montreux Palace, Arthur Miller en Patti Smith schreven in het Chelsea in New York en Oscar Wilde stierf in Hotel d’Alsace te Parijs – geplaagd door lelijk behang: My wallpaper and I are fighting a duel to the death. One or the other of us has to go.

In vele landen wonen en nergens thuis zijn – het is nog altijd mijn ideaal. Ooit dreigde het bijna te lukken, toen ik voor de zoveelste keer bleef zitten en vooral weg uit huis wou. De Hogere Hotelschool in Den Haag leek me een mooie ontsnapping. ‘Op één voorwaarde,’ zei mijn moeder, ‘eerst hotelervaring opdoen om te kijken of het bevalt.’ Ik koos voor het deftigste en duurste: Kasteel de Hooge Vuursche te Baarn. Logeerhuis voor koninklijke gasten en omroepsterren. Maar oud-minister-president Willem Drees werd daar tijdens zijn vakantie niet herkend en bediend omdat fietsers niet welkom waren. Ik volgde er de opleiding tot kelner. Loon: 27 gulden per week. Een wit kort jasje werd mij aangemeten, met gouden epauletten. Het was één grote inwijding: perziken in Grand Marnier flamberen, tong met een lepel fileren, wijnen ontkurken. Thuis dronken wij een keer per jaar met kerst een fles bisschopswijn (en riep mijn moeder na één glas: ‘o jee, ik ben teut’) nu zag ik voor het eerst van mijn leven zwaar beschonken mannen in smoking en dames in decolleté.

Na het behalen van het getuigschrift ambulant kelner A deed ik toelatingsexamen voor de Hotelschool te Den Haag. Gezakt. ‘Adriaan is meer een jongen voor de praktijk.’ Te dom dus. Uit armoe heb ik toen maar mijn school afgemaakt en ben ik veel gaan lezen. In een boek logeer je uiteindelijk het beste.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Aaf Brandt Corstius

Aaf Brandt Corstius

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Vlak voordat ik naar het Schrijvershotel reisde – een tocht van twintig minuten, gemaakt op de fiets, maar wel met twee tassen en een yogamat aan het stuur, en in een plakkerige dertig graden, dus het voelde als een reis – las ik een interview met de beroemde Amerikaanse thrillerschrijver David Baldacci. Daarin vertelde hij toevallig genoeg over iets wat hem in datzelfde Schrijvershotel overkwam.

David Baldacci logeerde er in 2001, vlak na 11 september. De wereld wiebelde, hij voelde zich angstig. ’s Nachts lag Baldacci wakker, geplaagd door die gedachten en een jetlag, stel ik me zo voor, toen hij buiten op de gracht iemand met een fietsbel hoorde rinkelen.

Dat prozaïsche geluid zorgde ervoor dat Baldacci ineens besefte dat de wereld nog steeds draaide, alles misschien zou goedkomen, fietsbellen nog belden, et cetera. ‘Iemand fietst en belt. All is well. Het leven gaat door. Dat kleine, rinkelende belletje in Amsterdam gaf me weer wat hoop.’

Ik had nog nooit iets gelezen van David Baldacci, maar het verhaal nam me voor hem in. Ik wist ook meteen zeker dat hij een goeie schrijver was, al schreef hij misschien niet het soort boeken dat ik zou kopen (zijn nieuwste boek heet Dodelijk spel en gaat over ‘Een corrupte politicus, een femme fatale en een private eye die voor niets en niemand terugdeinst’).

Dat je een fietsbel hoort en daaruit concludeert dat het leven doorgaat – dat is erg mooi.

In de coronatijd was het soms best lastig om de fietsbel te horen.

Waar zo’n pandemie voor een columnschrijver als ikzelf aanvankelijk een flinke bron van nieuwe inspiratie lijkt (spanning! sensatie! virologen! mondkapjes! wappies! vaccin! – het verhaal schreef zichzelf), had ik op een gegeven moment wel erg veel zin om die fietsbel te horen rinkelen, en in een stukje te verwerken.

Iets hoopgevends schrijven dus, daar hunkerde ik naar, en niet in de zin van ‘Dit is de grote reset’ of ‘We gaan hier allemaal zo veel van leren’ (we weten inmiddels dat dat niet waar is), maar gewoon, op een originele manier iets opschrijven dat tot monterheid stemt. Dat was best moeilijk.

Nu lag ik in hetzelfde hotel als Baldacci, misschien zelfs in dezelfde kamer, want ik keek uit op de gracht, en ook ik was midden in de nacht wakker. Ik leed namelijk aan zo’n verregaande vorm van hooikoorts dat ik net had gegoogeld ‘Kun je doodgaan aan hooikoorts?’

Buiten was het leven eindelijk weer begonnen. Terrassen waren open, mensen keken samen voetbal.

Op de gracht voer een sloep, zo te horen met een stuk of tien druk pratende stomdronken mensen, die keiharde, pompende muziek draaiden. Normaal had ik me daaraan geërgerd.

Nu waren ze mijn fietsbel.

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!

Hanna Bervoets

Hanna Bervoets Column Schrijvershotel

Wat is een schrijvershotel zonder schrijvers? Een pen zonder inkt? Gedurende zes maanden wordt er wekelijks een auteur uitgenodigd voor een verblijf in het Ambassade Hotel en beschrijft daar hoe het schrijverschap in deze tijd voor hem of haar is. Het Parool publiceert de columns wekelijks.

Maar wat gebeurt er nu met fictie, vroeg ik me af toen de pandemie vorig jaar uitbrak. Het was een luxevraag vanuit een luxepositie; terwijl anderen hun leven drastisch zagen veranderen, deed ik wat ik altijd gedaan had: ik zat thuis te schrijven.

Maar wat te doen met covid? Welke rol zou de pandemie toebedeeld krijgen in de moderne werken van scenaristen, reclamemakers en schrijvers zoals ik?

De kwestie genereerde zowel vrees als opwinding.

Want wij, verhalenmakers in de breedste zin, maakten ooit een afspraak, sloten een onzichtbaar contract met ons publiek. Representeert een verhaal het heden, dan tonen we dat heden min of meer getrouw ten behoeve van de geloofwaardigheid van dat verhaal. Wandelt mijn personage over het Mercatorplein, dan beweer ik daarmee dat we in Amsterdam zijn. ‘Heden’ is daarbij een breed begrip. Het kan vandaag zijn, maar ook morgen, vorige week of pakweg twee jaar geleden; iedere vertelling contemporain totdat het tegendeel bewezen is.

Mijn opwinding kwam vorig jaar voort uit het idee dat dát nu voorbij zou kunnen zijn. Wie schreef over een wereld zonder mondkapjes en persconferenties, schreef over een verleden (maar welk?) óf over een toekomst (wanneer dan?) – tenminste, naar de maatstaven van het onzichtbaar contract dat stelt dat het heden in fictie ons eigen heden representeert.

Maar inmiddels zie ik verhalenmakers dat contract steeds vaker breken.

In Goede Tijden Slechte Tijden gingen Ludo en Janine rond december altijd braaf met kerstslingers in de weer. Bij ons is het ook kerst, hoor, beweerden ze daarmee; wij delen een heden! Het afgelopen jaar zag ik Janine echter geen enkele moeite doen anderhalve meter afstand te houden van  Laura – toch een risicogroep. Plots representeerde de soapserie geen verleden, geen toekomst, maar een heel nieuw, parallel heden: een ‘nu’ zonder covid.

Niet elke serie koos daarvoor. Er is een scène in de nieuwe politieserie Mare of Easttown waarin rechercheur Mare de pixelige videobeelden van een verhoor bekijkt. Bovenin het schermpje van haar monitor ontwaarde ik een datum: februari 2020. Plots zag ik de regisseur panikeren: welke datum moest het scherm weergeven, zijn serie kon zich onmogelijk ná maart 2020 afspelen – vooruit, februari 2020 dan maar, dat was nog net geloofwaardig, toch?

Ja en nee. Die datum gaf de serie onbedoeld een extra lading. Over een maand, wist ik als kijker, zouden deze personages met hele andere dingen bezig zijn. Moordzaak whatever, het einde van de wereld diende zich aan. Door die subtiele tijdsaanduiding voelden hun beslommeringen plots relatief, misschien zelfs futiel.

Dan hebben ze het bij Goede Tijden Slechte Tijden beter begrepen. Het contract dat verhalenmaker en publiek ooit sloten, is ergens halverwege de pandemie verlopen. Misschien ging dat zo geruisloos omdat haar fundamenten nooit echt sterk waren: het veroordeelde ons tot de leugen dat verhalen over het nu gaan, waar ze altijd, zonder uitzondering, in een volslagen naïef verleden zijn gemaakt.

 

Bekijk hier de column op de website van Het Parool.

Of klik hier om terug te gaan naar de overzichtspagina ‘Schrijvershotel’.

Wilt u ook verblijven in het schrijvershotel?
Geniet van een unieke ervaring in het Ambassade Hotel met deze speciale arrangementen of kom de bibliotheek bewonderen na een bezoekje aan ons zonnige terras aan de Herengracht!